Spelen van status

Bij status gaat het erom hoe je je verhoudt ten opzichte van iemand anders. Misschien denk je aan iemand met veel geld en spullen of iemand met veel macht. Bijvoorbeeld een president of een miljonair.
Status is een speltechniek die een scene snel leuk en interessant maakt om naar te kijken. Daarom wordt het bij toneelspelen veel ingezet. Je kunt hierbij onderscheid maken tussen sociale status en reële status.

Sociale status

Bij sociale status gaat het om de positie die het personage in de maatschappij heeft. Een baas van een supermarkt heeft een hogere status dan een kassamedewerker. Een president heeft een hogere status dan de minister. Een leerkracht heeft een hogere status dan zijn leerlingen.

Reële status

Dit is de status die het personage ook werkelijk heeft. Wanneer de kassamedewerker haar baas betrapt op stelen uit de kassa en dreigt naar de politie te gaan, dan heeft de kassamedewerker een hogere reële status dan haar baas. Wanneer de leerlingen continu de klas op z’n kop zetten en de leerkracht niets in te brengen heeft, dan hebben de leerlingen een hogere reële status dan de leerkracht.

Hoe speel je nu welke status je hebt? Dat zou op de volgende manieren kunnen:

Hoge status:


- loop rechtop
- loop met stevige grote passen
- kijk iedereen goed aan
- neem veel ruimte in
- praat duidelijk en beheerst

Lage status:


  • Loop met gebogen hoofd
  • Loop zachtjes, onopvallend
  • Vermijd oogcontact
  • Neem zo min mogelijk ruimte in
  • Praat weinig en zacht

Een scene wordt heel interessant, wanneer er tijdens de scene een statuswissel plaatsvindt.
De baas van de supermarkt commandeert de kassamedewerker dat ze haar  werk sneller moet doen. Zo niet, zal ze moeten uitkijken naar een ander baantje. Dan haalt de kassamedewerker haar mobiel tevoorschijn en toont een filmpje waarop de baas een greep uit de kassa doet. Hier vindt een duidelijke statuswissel plaats. De scene wordt dan bloedspannend.

Laat twee kinderen maar eens een personage spelen met een duidelijke sociale status. Tijdens de scene klap je in je handen. Nu moeten de twee kinderen iets in de scene laten gebeuren waardoor ze van status wisselen.

Oefening:


Laat de kinderen door de ruimte lopen. Noem een personage waar een duidelijke sociale status aan vastzit: popster, president, baas, topvoetballer, ontslagen trainer, zwerver, leerling met straf.
De kinderen lopen door de ruimte waarbij ze de status van het personage zo duidelijk mogelijk laten zien.

Kies daarna ook eens voor personages met een reële status:
  • Een popster die uitgejoeld wordt omdat het publiek ontdekt dat hij playbackt
  • Een topvoetballer die op een belangrijk moment een penalty mist
  • Een zwerver die een miljoen heeft gewonnen
Reactie plaatsen