We kennen vier basisemoties: boos, bang, blij en verdrietig. De andere emoties zijn van daarvan afgeleid. De basisemoties zijn de emoties waar de kinderen een duidelijk beeld van hebben. Wanneer je met de kinderen gaat oefenen in het spelen van emoties, is het belangrijk om de basisemoties te beginnen. Wanneer de kinderen dit gewent zijn kun je meer nuance gaan aanbrengen in de emotie, door de emotie groter of juist kleiner te spelen. Je kunt dan ook meer kleuren van de emotie laten zien. Bijvoorbeeld: zenuwachtig, verliefd, verveeld, enz.
De emoties kunnen de kinderen laten zien met hun lichaam, stem en mimiek. Ga met de kinderen het hele lichaam af, wanneer ze een emotie spelen. Kunnen ze bijvoorbeeld boos zijn met hun hele lichaam? Van hun tenen tot hun kruin? Doe dit ook met het gezicht: de mond, de ogen, de wenkbrauwen. Hoe zijn die eruit als je boos bent?
Je kunt de kinderen in een kring laten staan en ze om de beurt een bepaalde zin boos laten zeggen. Ieder kind steeds een beetje bozer. Dit kun je ook doen van heel boos, naar steeds minder boos.