Improviseren tijdens de dramales houdt in dat er vooraf niet is afgesproken wat er precies gezegd of gedaan gaat worden tijdens de scene. Het meeste ligt nog open. Het is aan de kinderen om ter plekke iets te verzinnen en mee te gaan met elkaars ideeën.
Je kunt de kinderen tijdens het improviseren een opdracht meegeven. Je kunt ze bijvoorbeeld vertellen wie ze zijn tijdens de scene en waar ze zijn. Daarnaast kunt je vertellen wat ze in de scene moeten bereiken. Bijvoorbeeld:
Een klant en een bakker in de bakkerij. De klant gaat iets kopen bij de bakker.
Patiënten in de wachtkamer van de dokter. Alle stoelen zijn bezet. Er komt een nieuwe patiënt binnen. Hij moet een stoel zien te bemachtigen.
Een klant komt een dierenwinkel binnen. De eigenaar staat achter de toonbank. De klant heeft een klacht over het dier dat hij heeft gekocht. Hij moet proberen zijn geld terug te krijgen.
Er zijn veel improvisatiespelletjes die je met de kinderen kunt doen. Met improvisatiespelletjes kunnen de kinderen dramavaardigheden oefenen. Zoals: status, accepteren, overtuigen, het spelen van emoties en personages.