Nationale Voorleesdagen: creatieve activiteiten voor in de klas

Nationale Voorleesdagen: creatieve activiteiten voor in de klas

Eind januari is het weer zover: De Nationale Voorleesdagen! Dit is de tijd om extra veel voor te lezen in de klas. Ik weet nog goed hoe heerlijk ik dat vond als kind. Na het buitenspelen, tijdens het drinken, las de leerkracht voor uit de leukste kinderboeken: Sjakie en de chocoladefabriek, Pluk van de Pettenflat, Meester Jaap, Koning van Katoren, Bloedgeld… Voorlezen is voor kinderen vaak een ontspannend moment. Lekker gezellig met de hele klas luisteren naar een verhaal. Meestal kun je op dat moment een speld horen vallen.

Nationale voorleesdagen is ook het moment voor creatieve lessen

Voorlezen is ook goed voor de ontwikkeling van de creativiteit van de kinderen. Er komt geen scherm aan te pas en ze moeten het verhaal in hun eigen hoofd voor zich zien.
Om de creativiteit van de kinderen nog verder te stimuleren heb ik vijf leuke, creatieve opdrachten hier onder elkaar gezet om uit te voeren tijden de Nationale Voorleesdagen. Veel plezier ermee!

Maak een hoorspel

Onderbouw

Ga met de kinderen in de kring zitten en leg verschillende muziekinstrumenten en andere voorwerpen waar ze geluid mee kunnen maken in het midden op de grond.
Lees een kort verhaal, bijvoorbeeld een dun prentenboek, aan de kinderen voor. Daarna ga je met de kinderen bekijken of ze de geluiden uit het verhaal met de materialen die op de grond liggen na kunnen doen. Misschien valt er in het verhaal iets of iemand op de grond. Op dat moment zouden een paar kinderen met de bekkens kunnen slaan. Waait het hard in het verhaal? Dan kunnen een paar kinderen door een wc-rolletje blazen. Zware voetstappen van een reus kunnen de kinderen laten horen door op een trom te slaan. Bij voetstappen van kabouters kunnen ze zachtjes op de trommel tikken. Zorg ervoor dat elk kind een taak heeft om een geluid na te bootsen. Lees dan het verhaal nog een keer voor en laat de kinderen op het juiste moment de geluiden maken.

nationale voorleesdagen - een hoorspel maken

Midden- en bovenbouw

Verdeel de klas in groepjes van ongeveer vier kinderen.
De kinderen kiezen een kort verhaal uit. Bijvoorbeeld een prentenboek of een kort verhaal uit een verhalenbundel. Of je laat de kinderen zelf een kort verhaal schrijven.
Dit verhaal gaan de kinderen aan de rest van de klas voorlezen. Maar tijdens het voorlezen wordt het verhaal geïllustreerd met geluiden. De kinderen bedenken vooraf welke geluiden ze willen laten horen. Denk dan bijvoorbeeld aan:
Een deur die dichtslaat
Iemand die over een grindpad loopt
Een paard dat aan gegaloppeerd komt
Een knisperend vuur
Het geluid van een kat
Een regenbui

Experimenteren met geluiden

Sommige geluiden kunnen ze heel letterlijk laten horen. Bijvoorbeeld het dichtslaan van een deur. Dat kunnen ze tijdens het voorlezen van het verhaal gewoon doen. Maar wanneer ze een regenbui willen laten horen, zullen ze op zoek moeten naar iets waarmee ze het geluid kunnen nabootsen. Misschien een woodblock? Of tikken met je vingers op de tafel? Laat ze het maar uitproberen!

Je kunt ervoor kiezen instrumenten en voorwerpen in de klas klaar te leggen. De kinderen kunnen dan hiermee experimenteren en gebruiken tijdens hun verhaal. Je kunt ze ook helemaal vrijlaten en door de hele school op zoek laten gaan naar de benodigde geluiden.

Tijdens het presenteren van de hoorspelen, kan één kind het verhaal voorlezen en de andere kinderen de geluiden er op het juiste moment bij maken. Laat ze dit van te voren wel goed oefenen.

 

Maak een kunstwerk van een prentenboek

Kies een prent uit een prentenboek en maak daar voor alle leerlingen een zwart-wit kopietje van. Je kunt de kinderen ook zelf een prent laten kiezen, bijvoorbeeld uit hun lievelingsprentenboek.

De prent gaan ze ‘inkleuren’ met stukjes gescheurd papier. Het papier kunnen ze scheuren uit oude tijdschriften of reclamefolders. Stel dat ze een afbeelding hebben uit een boek van Kikker, dan gaan ze Kikker ‘inkleuren’ met stukjes groen papier. Uiteraard gaan ze ook alle andere dingen die staan afgebeeld ‘inkleuren’ met stukjes papier. Het hele vel moet bedekt zijn. Als het goed is, is de afbeelding nog wel herkenbaar, maar ziet het er nu veel abstracter uit.
Je kunt de kinderen ook vrijlaten in de keuze van de kleuren die ze gebruiken. Waarom zou Kikker perse groen moeten zijn? Maar ze moeten wel de vormen aanhouden, zodat de vorm van Kikker en de andere dingen die op de afbeelding staan, herkenbaar zijn.

 

Dramaspelletje met prentenboeken

Dit improvisatiespelletje is geschikt voor de bovenbouw. De kinderen schrijven een zin uit een prentenboek op een briefje en vouwen dit briefje dubbel. Het mogen geen zinnen zijn waar een naam van een personage in staan (zoals Dribbel, Kikker, Paddington). Want dat maakt het spelletje te ingewikkeld. Doe alle briefje in een kom.
Steeds mogen twee kinderen een scene spelen voor de klas. Dit moet een simpele scene zijn. Bijvoorbeeld:

  • De klant koopt een volkorenbrood bij de bakker
  • Een kind vraagt de weg naar het station aan een voorbijganger
  • De klant laat zijn band plakken bij de fietsenmaker
  • Een kind laat zijn haar knippen bij de kapper

Tijdens de scene moeten beide kinderen (wanneer de leerkracht het zegt) een briefje uit de kom pakken. De zin die op het briefje staat moeten ze letterlijk gebruiken tijdens de scene. En op een manier dat het zo logisch mogelijk in de scene past.
Stel dat de zin is: en de hond gooide de taart op de grond
Dan moet het kind tijdens de scene misschien vertellen dat hij jarig is geweest, maar dat er een ongelukje was gebeurd….

simpel schimmenspel

Maak een schimmenspel

Hang een wit laken op, zet er een lamp achter, doe de andere lichten uit en laat het schimmenspel beginnen! In de klas kun je bijvoorbeeld een lijn spannen waar je het laken aan ophangt. Je kunt dit natuurlijk ook in de speelzaal doen, waar je wat meer ruimte hebt.

Onderbouw

Kies een prentenboek uit die je wilt gebruiken voor het schimmenspel. Het liefst één met niet al te veel personages. Van de belangrijkste personages (stuk of vier à vijf) maak je een schimmenspelpop. Dit is heel simpel. Teken het silhouet van het personage en profil op zwart stevig papier. Knip het uit en plak er een stokje achter.

Je kunt nu het verhaal voorlezen aan meerdere klassen tegelijk. Collega’s kunnen tijdens het verhaal de schimmenspelpoppen laten bewegen.
Je kunt ook het verhaal voorlezen aan alleen je eigen klas. Daarna kun je het nog een keer voorlezen en een paar kinderen uit je klas de schimmenspelpoppen laten bewegen.

Bovenbouw

De kinderen maken in groepjes van vier à vijf kinderen een schimmenspel. Eerst kiezen ze een kort verhaal. Bijvoorbeeld een dun prentenboek of een kort verhaal uit een verhalenbundel. Ze kiezen de belangrijkste personages en maken hier een schimmenspelpop van (zie onderbouw). De kinderen  kunnen zelfs decor maken voor hun schimmenspel. Ze knippen bijvoorbeeld uit zwart papier het silhouet van een kasteel uit. Dit hangen ze vlak achter het laken (aan het laken of aan een extra lijn).

Eén van de kinderen leest het verhaal voor, de andere kinderen uit het groepje bewegen de poppen. Misschien willen ze de poppen af en toe iets laten zeggen. Dat kan natuurlijk ook! Je kan het maken van een schimmenspel ook combineren met het maken van een hoorspel. Eén van de kinderen maakt dan tijdens het presenteren de geluiden bij het verhaal.

Laat de kinderen vooral experimenten met de mogelijkheden van een schimmenspel. Wanneer worden de schaduwen groter en wanneer kleiner? Wat gebeurt er als de poppen elkaar overlappen?

 

Maak je eigen prentenboek

Deze opdracht is geschikt voor de bovenbouw.

In deze opdracht ‘drukken’ de kinderen hun eigen prentenboek. Het is leuk om de kinderen eerst iets meer te vertellen over hoe vroeger (voor de boekdrukkunst werd uitgevonden) boeken werden geschreven. Gebruik bijvoorbeeld onderstaand filmpje:

De kinderen krijgen een stevig vel A4 papier. Dit vouwen ze dubbel (tot een boekje). Nu hebben ze vier bladzijdes voor hun boek (A5 formaat). De kinderen verzinnen een heel kort verhaaltje van ongeveer vier zinnen. Bijvoorbeeld:

Joep is in het park aan het voetballen.
Daar komt Sonja aan, ze heeft een ijsje.
De bal komt tegen Sonja aan, ze zit onder het ijs.
Joep koop een nieuw ijsje voor Sonja.

Op de bovenste helft van het A5-je maken ze een tekening die past bij de zin. Daarna ‘drukken’ ze op de onderste helft van het A5-je de zin.
Het drukken kan op meerdere manieren:

De kinderen knippen de benodigde letters uit foamvellen. Hier doen ze een beetje inkt of verf op en hier stempelen ze mee.

De kinderen schrijven met een dikke stift de woorden op foamvellen. Ze knippen elk woord uit. De ruimte om de letters heen drukken ze in met een balpen. Hierdoor liggen de letters hoger dan de ruimte eromheen. Vervolgens stempelen ze met inkt of verf.

Bij beide manieren geldt dat ze goed rekening moeten houden met dat alles wat je stempelt in spiegelbeeld komt.

Vind je dit teveel gedoe? Laat ze dan met gewone kant en klare letterstempels de zinnen stempelen.

Creatief aan de slag tijdens de Nationale Voorleesdagen

Ik hoop dat ik je een aantal leuke suggesties heb kunnen geven om creatief aan de slag te gaan tijdens  de voorleesdagen. Heb je reacties of vragen? Laat ze dan vooral hieronder achter. Veel plezier tijdens de Nationale Voorleesdagen!

Reactie plaatsen