10 warming-up oefeningen voor de start van je dramales
Net als bij voetbal-of hockeytraining is het bij een dramales belangrijk om een warming-up te doen. Dit kan net als bij sport een fysieke warming up zijn, maar het kan ook bijvoorbeeld een concentratie warming-up zijn. In dit artikel geef ik een paar drama warming-ups, die je in de klas kunt gebruiken.
Deze oefeningen zijn ook super handig als je met de groep 8 musical bezig bent. Met al die repetities kan de concentratie en energie soms ver te zoeken zijn. En vergeet niet een warming-up te doen vlak voor de uitvoering!
Waarom een warming-up bij drama?
Een goede dramales begint vaak met een warming-up. Natuurlijk kun je deze ook best overslaan en direct met de kern van de les beginnen. Maar de warming-up heeft wel een toegevoegde waarde.
Het ijs breken
Toneelspelen kan best eng zijn. Wie toneel speelt moet zich helemaal bloot durven te geven. Dat doe je niet zomaar even. Zeker in de bovenbouw beginnen kinderen zich voor steeds meer voor dingen te generen. Probeer je dan nog maar eens bloot te geven. Een warming-up kan hier bij helpen. Warming-ups zijn vaak laagdrempelig. Bovendien zit bij de meeste opwarmers niet de hele klas naar je te kijken. Zonder je te generen kan je even helemaal los gaan. De drempel om later in de les meer van jezelf te laten zien, wordt een stuk lager.
Je hoofd leeg maken
Voor een dramales is het van groot belang dat je je helemaal op de les kunt concentreren. Als je hoofd vol zit met de toets die je straks moet maken, of je poes die net is overleden, kun je de dramales niet optimaal benutten. Hoe belangrijk sommige dingen ook kunnen zijn, voor de dramales zijn ze te veel afleiding. Zowel voor jezelf als voor je tegenspeler. Een warming-up kan je helpen om je hoofd leeg te maken.
Energie
Warming-ups geven energie. Hebben de kinderen net een lastige rekenles of toets gehad? Dan kan de overgang naar een dramales best lastig zijn. Mijn advies: begin dan zeker met een warming-up! Overigens ben ik er voor, om sowieso tussen de lessen door een korte dramawarming-up te doen. Ook als drama niet op het programma staat.
Warming-up opdrachten
Spiegelen (concentratie)
De leerlingen maken tweetallen en elk tweetal gaat tegenover elkaar staan. Eén van het tweetal is nummer 1, de ander is nummer 2. Als eerste zijn alle nummers 1 de spiegel. De nummers 2 staan dus tegenover de spiegel. De nummers 2 maken hele langzame bewegingen. Bijvoorbeeld: een arm omhoog, hoofd naar beneden, been naar achteren, enz. Alle bewegingen worden heel langzaam gemaakt. Zo langzaam dat de nummers 1 (de spiegels) de beweging na kunnen doen. Het is de bedoeling dat ze bijna tegelijk bewegen. Na een paar minuten worden de rollen omgedraaid.
Aandachtspunten:
- Langzaam bewegen zorgt voor het beste resultaat en levert de meeste concentratie op.
- Soms willen de leerlingen een rondje draaien, wanneer ze voor de spiegel staan. Dit is niet zo handig, omdat de spiegel dan even niet kan zien, wat degene tegenover hem doet.
De lift (concentratie)
Laat vier kinderen in een rijtje naast elkaar staan. Zij staan in de lift. Op een gegeven moment gaat de liftdeur open en zijn de kinderen op de goede etage. Dit kun je aangeven door ‘ping’ te roepen. Ze stappen precies tegelijk uit de lift, door allemaal een stap naar voren te zetten. Ze kunnen daarna nog een aantal stappen naar voren zetten.
Aandachtspunten:
- Deze oefening zal alleen lukken als iedereen in de klas geconcentreerd is.
- Kinderen hebben de neiging om stiekeme afspraken te maken, over wanneer ze de stap naar voren zetten (gebaartjes, elkaar aankijken). Het is bij deze oefening de bedoeling dat ze echt aanvoelen
wanneer ze een stap naar voren moeten zetten, en dat ze dat zo gelijk mogelijk doen.
Tellen om de beurt (concentratie)
Iedereen in de groep doet z’n ogen dicht. Het is de bedoeling dat je samen met elkaar tot 20 telt. Elk getal wordt door één iemand uitgesproken. Niemand weet wie het volgende getal zal zeggen. Zodra er meer kinderen tegelijk een getal zeggen begin je weer bij 1. Je probeert het net zo lang tot je bij 20 bent.
Aandachtspunten:
- Deze oefening lukt alleen wanneer iedereen geconcentreerd is.
- Ook bij deze oefening hebben kinderen de neiging om afspraken te maken, over wie het volgende getal noemt. Probeer dit te vermijden.
- Kinderen hebben de neiging om zo snel mogelijk bij 20 te komen. Dit vergroot alleen maar de kans dat kinderen tegelijk een getal zeggen. Tussen bijvoorbeeld de 3 en de 4 mag gerust een halve minuut stilte zitten.
- Wil je het moeilijker of makkelijker maken? Je kunt natuurlijk zelf beslissen tot hoeveel er geteld wordt. Je kunt er bijvoorbeeld voor kiezen om tot en met 10 of tot en met 20 of 30 te tellen.
Van 10 naar 0 (energie)
De leerlingen staan in een grote cirkel. De benen staan een beetje uit elkaar, de armen langs het lichaam.
Iedereen doet tegelijk de linkerarm omhoog met een gebalde vuist. Dit doen ze tien keer. Tegelijkertijd wordt er hardop geteld. Dus: vuist omhoog (één!), vuist omhoog (twee!), vuist omhoog (drie!), enz.
Hetzelfde doen de leerlingen met hun rechterarm. Daarna doen ze weer hetzelfde, maar stampen nu met hun linkervoet op de grond en vervolgens hetzelfde met hun rechtervoet. Ook nu doen ze elke beweging tien keer en roepen erbij één tot en met tien. Als ze alle vier de bewegingen tien keer hebben gedaan, doen ze alle bewegingen nog een keer, maar nu per beweging negen keer. Daarna doen ze alle bewegingen nog een keer, maar nu per beweging acht keer, enz.
Dit gaat net zolang door tot ze elke beweging nog maar één keer hoeven te maken: linkervuist omhoog (één!) rechtervuist omhoog (één!), met de linkervoet stampen op de grond (één!), met de rechtervoet stampen op de grond (één!).
Dit is een echte energie-oefening en moet ook met veel energie, lekker fanatiek en snel worden uitgevoerd. Ook een goede oefening om een drukke klas rustig te krijgen.
Bekijk hieronder de instructievideo.
Aanwijzen (concentratie)
Laat de leerlingen door de ruimte lopen. Gewoon in een rustig tempo, zonder elkaar te hinderen of aan te raken. Laat ze proberen zich goed te verspreiden over de ruimte. Terwijl ze lopen moeten ze de omgeving goed in zich opnemen. Om ze hierbij te helpen kun je vragen stellen, zoals: waar is de deur? Waar zitten de ramen? Zie je de kast? Zie je de blauwe bloempot? Zie je welke kinderen een bril dragen? Zie je welke kinderen rode gympen aanhebben? Wanneer je in je handen klapt, moeten alle leerlingen stilstaan en mogen ze nog één keer goed om zich heen kijken. Dan moeten ze hun ogen dicht doen. Nu moeten de leerlingen verschillende dingen of kinderen aanwijzen, die de leerkracht opnoemt. Bijvoorbeeld: wijs de deur aan, wijs het bord aan, wijs Anna aan, wijs iemand aan die een paarse trui aan heeft, wijs het koffiekopje aan, enz.
Wanneer er niet voldoende ruimte is om te lopen, kun je de leerlingen deze opdracht ook zittend laten doen.
1,2,3,4,5 (concentratie)
Deze opdracht kun je het beste doen in een lege ruimte. Je zegt tegen de kinderen dat ze een bepaalde handeling moeten uitvoeren, als jij het getal 1 noemt.
Bijvoorbeeld: “Als ik 1 zeg, gaan jullie allemaal zitten, 1”. De kinderen gaan nu allemaal zitten. Vervolgens geef je een nieuwe instructie voor het getal 2 en herhaal je het getal 1.
Bijvoorbeeld: “Als ik 2 zeg raak je iets roods aan. 2”. De kinderen raken iets roods aan. “1”. De kinderen gaan allemaal zitten.
Zo verzin je voor elk getal t/m 5 een handeling. Als je elk getal hebt behandeld, roep je alleen nog maar getallen. Maar nu hussel je de getallen door elkaar. Bijvoorbeeld: 5, 3, 4, 3, 1, 2, 1, 5, 5, 2, 3, 2.
Aandachtspunten:
- Wissel de getallen af in tempo. Noem het volgende getal soms snel en dan weer langzaam.
- Wees creatief in het verzinnen van de handelingen. Je kunt leerlingen laten rennen, springen, rollen en bukken, maar je kunt ze net zo goed een lied laten zingen of laten doen alsof het bloedheet is. Je kunt er ook voor kiezen, de opdrachten te laten aansluiten op de rest van de les. Stel je les gaat over emoties, dan kan een opdracht zijn: barst in janken uit.
Lichaam los maken (energie)
De leerlingen zoeken een plekje in de ruimte of gaan achter hun stoel staan. De leerlingen gaan hun lichaam losmaken van onder naar boven. De leerkracht geeft aan wat ze moeten doen:
- Draai met je linkervoet twee rondjes naar links en twee rondjes naar rechts.
- Draai met je rechtervoet twee rondjes naar links en twee rondjes naar rechts.
- Draai met je linkerbeen, vanuit je heup, twee rondjes naar links en twee rondjes naar rechts.
- Draai met je rechterbeen, vanuit je heup, twee rondjes naar links en twee rondjes naar rechts.
- Draai met je heupen twee rondjes naar links en twee rondjes naar rechts.
- Steek beide armen naar voren, draai vanuit je schouders, twee rondjes naar buiten en twee naar rondjes naar binnen.
- Draai met je schouders twee rondjes naar voren en twee rondjes naar achteren.
- Laat je hoofd naar voren hangen. Rol je hoofd langzaam via de rechterkant omhoog en dan rustig weer terug. Doe dit ook naar de linkerkant.
- Rol vanaf je hoofd je lichaam langzaam helemaal af naar beneden, laat je hoofd en armen ontspannen voor je benen hangen. Rol dan voorzichtig je lichaam weer omhoog.
Je kunt deze oefening langer laten duren, door elke beweging vaker dan twee keer te laten doen.
Langzaam lopen – snel lopen (concentratie en energie)
Voor deze oefening heb je een lege ruimte nodig.
De leerlingen zullen nu net iets harder gaan lopen. Bouw het langzaam op en af. Dus tempo 6 , tempo 7, tempo 8, tempo 9, tempo 10. En dan afbouwend van 10 naar 0. Als dit lukt, kun je ook grotere sprongen nemen. Van 4 naar 8 bijvoorbeeld.
Aandachtspunt:
- Langzaam lopen is moeilijker dan het lijkt. Je moet jezelf namelijk echt dwingen steeds langzamer te gaan lopen. Dit vereist concentratie. Wil je het niet te wild maken? Wissel dan alleen af tussen tempo 1 t/m tempo 5.
Blauwe bal (concentratie en energie)
De leerlingen staan in een kring. Haal een bal tevoorschijn en zeg: ik heb een blauwe bal meegenomen.
Dit is geen echte bal, maar je doet alsof je een bal vast hebt. Kijk één van de leerlingen aan en zeg: ik gooi ‘m naar jou. Je gooit de bal terwijl je zegt: de blauwe bal. De leerling vangt de bal, kijkt een andere leerling aan, gooit de bal en zegt: de blauwe bal. Zo wordt de bal van leerling naar leerling gegooid. Om het moeilijker te maken kan er nog een bal het spel inkomen. Bijvoorbeeld een rode bal. Dan worden er twee ballen door elkaar over en weer gegooid.
Aandachtspunt:
- De leerlingen moeten echt oogcontact hebben, voor er wordt gegooid, anders is de vanger niet alert genoeg. Wanneer er niet wordt gevangen, moet de bal van de grond worden opgeraakt. Ten alle tijden moet er worden gedaan alsof het om een echte bal gaat.
Driehoeken maken (concentratie)
De leerlingen lopen door de ruimte. Ze nemen allemaal twee leerlingen in hun hoofd. Ze mogen van elkaar niet zeggen wie. Dan gaan ze proberen met die twee leerlingen een driehoek te vormen. Doordat iedereen dit probeert, zullen de leerlingen continu verplaatsen. Misschien blijven er na een tijdje een aantal leerlingen staan, die hun driehoek hebben gevormd. Er hoeft maar één leerling een paar stappen te verzetten en iedereen zal weer in beweging komen. Als iedereen stilstaat, in het leuk om aan een aantal leerlingen te vragen met wie hij of zij een driehoek hebben gevormd. Klopt het?
Soms zal het helemaal niet lukken en blijven de leerlingen in beweging.
Aandachtspunt:
- Het kan handig zijn om vooraf met twee leerlingen te laten zien hoe je een driehoek vormt en wat er gebeurt als één van de drie zich verplaatst.
Nog meer dramaoefeningen?
Download het gratis E-book: 5 minuten spelletjes drama!
Ik hoop dat jullie veel plezier beleven aan deze warming-ups. Mocht je vragen of opmerkingen hebben, laat dan hieronder een reactie achter.